Tegenover bovengenoemde boeren die het moeilijk vinden hun gevoelens ten
overstaan van vrouwen te tonen, staat het pronken met dat vermogen van
rokkenjagers. Over de grootste rokkenjager uit de geschiedenis heeft Mozart
een opera gecomponeerd: Don Giovanni. In de aria ‘Madamina, il catalogo e
questo’, vertelt Leporello, de knecht van don Giovanni, aan donna Anna over het
aantal veroveringen van zijn meester. Zij is met stomheid geslagen als ze hoort:
Mevrouwtje, hier is de lijst van liefjes die mijn meester versierde. Een lijst is het, die ik gemaakt heb, kijk en lees met mij: In Italië zeshonderdveertig, in Duitsland tweehonderdeenendertig, honderd in Frankrijk, in Turkije eenennegentig, maar in Spanje al duizenddrie. Daaronder zijn boerenmeisjes, kamer- en burgermeisjes, gravinnen, baronessen, markiezinnen en prinsessen, vrouwen van alle standen, elke gestalte en elke leeftijd. |