Volgens de opvattingen van Hans Achterhuis zijn fantasieën zoals over ‘Cocagne’ nog geen utopieën, hoewel zij wel enkele kenmerken daarvan bezitten. Pas in de ‘waanzinnige veertiende eeuw’ is volgens hem de grondslag gelegd voor de latere bloei van de utopie. Door de ellende van die tijd – hongersnood, oorlogen en vooral de ‘Zwarte Dood’ (de pest) – werden de mensen niet langer geïnspireerd om alleen maar te fantaseren over ‘het ideale leven’ (Cocagne) of om te geloven in een hiernamaals. In plaats van de bestaande wereld in de hoop op betere tijden te aanvaarden, wilden ze het ideale leven direct dichterbij en in praktijk brengen. Men wilde de ellende aanpakken en een betere wereld realiseren door eigen menselijke inspanningen. Naar: Utopie, Hans Achterhuis |