Vier orgaanstelsels van de mens zijn: het skelet, het spierstelsel, het
voortplantingsstelsel en het zenuwstelsel.
Vul in het schema bij elk stelsel een taak of een orgaan in.
orgaanstelsel | taak | naam orgaan |
skelet | steun geven | ........................................... |
spierstelsel | ........................................... | kuitspier |
voortplantingstelsel | voortplanting | ........................................... |
zenuwstelsel | doorgeven van impulsen | ........................................... |