Tijdens een les legt een leraar de werking van de longen uit.
Hij gebruikt hierbij het apparaat dat in de afbeelding is weergegeven.
Door deel P omhoog of omlaag te bewegen, veranderen de ballonnen van grootte. Zie tekening 1 en tekening 2.
De leraar zegt: "Zo lijken deze ballonnen op onze longen”.
Waarmee is deel P van het apparaat bij de ademhaling te vergelijken?