In de sluis maakt de schipper de boot met een touw tussen B en C aan de kade
vast. Zie tekening 4. Het punt C op de boot ligt op gelijke hoogte met de punten
A en B op de rand van de kade. De afstand tussen A en C is 0,9 meter en de
afstand tussen A en B is 4 meter.
Bereken in één decimaal hoeveel meter de lengte van het touw tussen B en C minimaal is. Schrijf je berekening op.