Paula moet een spreekbeurt houden over de werking van het oog. Ze komt in een
tijdschrift een doorsnedetekening van het oog tegen. Zie de figuur hieronder.
Ze wil aan haar klasgenoten de werking van het oog uitleggen. Ze maakt een
schematische tekening van een oog dat een scherp beeld vormt van een voorwerp.
In onderstaande figuur zie je vier schematische tekeningen.
Welke tekening is juist?