Hieronder staan twee uitspraken die betrekking hebben op de periode na de Tweede
Wereldoorlog.
a De Sovjetunie accepteerde het Marshallplan.
b Stalin gebruikte de buitenlandse dreiging als argument om de bevolking op te roepen nog
harder te werken.
Geef per uitspraak aan of deze juist of onjuist is.
Doe het zo:
Uitspraak a is ... (juist/onjuist).
Uitspraak b is ... (juist/onjuist).