Hieronder staan drie periodes:
a 1925-1935
b 1945-1955
c 1965-1975
In deze drie periodes kwamen de lonen op een verschillende manier tot stand:
1 Er was een tekort aan arbeidskrachten, dus betaalden de werkgevers hoge lonen.
2 Werkgevers hadden de vrijheid om de lonen zonder inspraak van werknemers te
verlagen.
3 Werkgevers, werknemers en de overheid maakten onderling de afspraak dat de lonen
niet te hoog werden.
Welke manier hoort bij welke periode?