« C’est vrai . devant elle. » (regels 33-39).
In welke zin wordt gezegd dat Laure, ondanks haar grote successen, een nuchter meisje is
gebleven ?
Noteer het eerste en het laatste woord van die zin.
Bij deze vraag worden één of meerdere bijlagen gebruikt.
Bijlage: Laure, une jeune skieuse qui a du talent