Anja en Kees zien dat ze iets moeten doen om rond te komen. Kees stelt
voor om te bezuinigen op hun uitgaven.
Anja wil niet bezuinigen. ″Ik kies voor iets anders,″ zegt ze.
→ Noem een andere mogelijkheid voor Anja en Kees dan bezuinigen om hun tekort weg te werken.