| | Proeven met chloor kunnen spectaculair zijn, maar zijn vaak ook gevaarlijk. |
| | Hieronder staat zo’n proef beschreven: |
| | |
| | Let op: wees voorzichtig! |
| | |
1 | | Doe in een bekerglas van 300 mL ongeveer 15 mL geconcentreerd zoutzuur. |
2 | | Voeg daar ongeveer 15 mL bleekwater aan toe. Sluit het bekerglas af met een |
3 | | passend horlogeglas. In het bekerglas vindt een reactie plaats, waarbij onder |
4 | | andere chloorgas ontstaat. Deze reactie kan worden weergegeven met de |
5 | | volgende vergelijking: |
| | |
6 | | 2 H+ + Cl- + ClO- → H2O + Cl2 |
| | |
7 | | Bevestig een pluk staalwol (Fe) aan een draadje. Steek de staalwol aan, houd |
8 | | het vervolgens in het chloorgas en sluit het bekerglas opnieuw af. |
9 | | De staalwol reageert heftig met chloor waarbij roodbruine 'rook' ontstaat. |
10 | | Deze rook bestaat uit ijzer(III)chloride (FeCl3 ). IJzer(III)chloride kan de huid |
11 | | irriteren en brandwonden veroorzaken doordat het reageert met water tot |
12 | | zoutzuur. Bij deze proef is het belangrijk snel te werken. Als de staalwol niet |
13 | | meer gloeit treedt er geen 'chloorijzerbrand' meer op. |