| | In 1930 kwam in Nederland de Winkelsluitingswet tot stand. Deze wet ging uit |
| | van zondagssluiting maar was met name gericht tegen extreme |
| | openstellingsuren in de late avond. Leveranciers van verse waar als brood, |
| | melk, vis en fruit mochten op zondag open zijn. Door samenwerking van |
5 | | christelijke politieke partijen met de Partij van de Arbeid kwam er direct na de |
| | oorlog een strakkere Winkelsluitingswet (1951) met een verbod op openstelling |
| | op zondag. Er was geen eensgezindheid over hoe de zondag besteed moest |
| | worden. De protestants-christelijke gemeenschap vond kerkbezoek belangrijk |
| | en de rest van de zondag moest op een stemmige en ingehouden manier |
10 | | besteed worden. De katholieke zuil onderstreepte het belang van het zondagse |
| | gezins- en familieleven. De rode familie riep de aanhang op om van de vrije |
| | natuur te genieten. Als tegenhanger van de radiokerkdiensten van de |
| | confessionele zuilen luidde de VARA-radio de zondagmorgen jarenlang in met |
| | het populaire Weer of geen weer, een recreatief-toeristisch programma. |
15 | | Begin jaren negentig werd de Winkelsluitingtijdenwet getoetst aan het |
| | dereguleringsbeleid (streven naar minder wettelijke regels) van het |
| | kabinet-Kok I(PvdA, VVD, D66). Experimenten met opening op zondag werden |
| | toegestaan. |