uit een boek over de geschiedenis van de walvisvaart in de 19e en 20e eeuw
In 1863 ging voor de laatste keer een Nederlands schip op walvisvangst in de Noordelijke IJszee. Hiermee was de oude Nederlandse walvisvaart tot stilstand gekomen. Er volgden nog enkele pogingen de walvisvaart nieuw leven in te blazen door de aandacht te richten op andere delen van de wereld, maar deze pogingen liepen op niets uit. In 1946 was de tijd gunstig voor een nieuwe poging. Er werden nieuwe walvisjagers met harpoenkanonnen gekocht. Tankers regelden de aanvoer van stookolie naar de zuidelijke ijszeeën en namen de geproduceerde walvistraan (een soort olie) mee terug naar Nederland. Een jaar later werden er meer jagers ingezet en de productie bleef toenemen. In 1955 werd een nieuw fabrieksschip in gebruik genomen. Dat schip kon 70 walvissen per dag tot traan en andere producten verwerken. Door dalende prijzen en een sterk teruglopende vangst werd in 1964 gestopt met de walvisvangst. |