Een lid van de Tweede Kamer zei in een kamerdebat over de Arbeidswet van 1889 het volgende:
Als moeder de vrouw geen tijd heeft om te zorgen voor man en kind, als de kleinen aan anderen moeten worden toevertrouwd, wat kan er dan van het huisgezin, van het familieleven terechtkomen? Is het een wonder dat de fabrieksarbeider, die thuis niets kan vinden wat hem aantrekt, de voorkeur geeft aan de kroeg boven de woning? Och, was het toch maar mogelijk om in één keer een einde te maken aan die ellendige fabrieksarbeid van vrouwen! |