Eeuwenlang hebben mensen om allerlei redenen hun lichaam versierd. Twee soorten
huidversieringen zie je tegenwoordig vaak: beschildering met henna en blijvende tatoeages (zie de
afbeeldingen).
Huidversieringen met henna worden ook wel tijdelijke tatoeages genoemd.
Van de blaadjes van de hennaplant wordt een pasta gemaakt.
Met die pasta worden patronen op de huid getekend met een soort penseeltje. De kleurstoffen
dringen in de opperhuid. Als de pasta is gedroogd, wordt die van de huid geschraapt, maar het
patroon blijft op de huid achter.
Blijvende tatoeages worden gemaakt door met een scherp voorwerp, bijvoorbeeld een naald,
kleurstoffen in de lederhuid te brengen.
Een ander soort versiering is een piercing, waarbij een ringetje
of een staafje door bijvoorbeeld een neusvleugel of
een oorlelletje wordt aangebracht (zie de afbeelding).