Konijnen voeden zich onder andere met grassen en takjes van jonge struiken. In de winter knagen
ze vaak de buitenste laag van takken en van stammetjes af. Zo’n kaal geknaagde struik gaat
dood. Zo zorgen konijnen ervoor dat de duinen niet overwoekerd worden door gras en
struikgewas.
Konijnen graven gangen en holen in de bodem. Deze holen worden ook door veel andere dieren
als nest gebruikt, bijvoorbeeld door bergeenden en tapuiten (zie bijlage “Duinen - vogels in de duinen”).
In verschillende duingebieden worden op vaste plekken enkele keren per jaar konijnen geteld. Als
gevolg van een besmettelijke virusziekte, de VHS ziekte, is het aantal konijnen in de duinen sinds
1994 sterk afgenomen (zie het diagram).