De eieren van een
thermometervogel liggen in een
nest van bijeengeschraapte
bladeren, bedekt met een dikke
laag zand (zie de afbeelding
hieronder).
Door het rotten van de bladeren
komt warmte vrij in het nest.
Daardoor hoeft de vogel niet zelf op
het nest te zitten om de eieren uit
te broeden.
Het mannetje controleert de
temperatuur van het nest door zijn
snavel erin te steken. Door zand
van de heuvel af te halen of erbij te
doen zorgt hij ervoor dat de
temperatuur goed blijft.