Sommige soorten ziekteverwekkers komen zo algemeen voor en worden
zo gemakkelijk overgedragen, dat de meeste kinderen er al jong mee
besmet raken. Als een kind van zo’n ziekte genezen is, treden er bij een
volgende besmetting meestal geen ziekteverschijnselen meer op. Zulke ziekten worden kinderziekten genoemd omdat ze bijna nooit bij volwassenen voorkomen. Voorbeelden van kinderziekten zijn: bof, mazelen, rode hond, roodvonk en waterpokken. Van deze ziekten wordt roodvonk door een bacterie veroorzaakt, de overige door virussen. |