De lepelaar leeft in moerassige en andere waterrijke gebieden. De vogel broedt
in Europa maar op enkele plaatsen, onder andere in Nederland.
De lepelaar heeft een lengte van 80 tot 93 centimeter. De snavel is zwart met
een geel uiteinde.
’s Winters zijn alle veren wit, ’s zomers heeft de vogel een gele borstband.
Tot het zomerkleed behoort ook een kuif van lange, afhangende veren op het
achterhoofd.