Vleermuizen - Informatie
Lees eerst informatie 1 tot en met 6 en beantwoord dan vraag 40 tot en met 50.
Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken.
Informatie 1 Algemeen
Vleermuizen komen in grote delen van de wereld voor. Er zijn bijna duizend
verschillende soorten.
Sommige soorten in de tropen leven van vruchten of van nectar en stuifmeel. Er
zijn ook soorten die dieren zoals vissen of kikkers eten. De vampiervleermuis
drinkt zelfs bloed van andere zoogdieren. In Nederland zijn de meeste
vleermuizen insecteneters. Ze gaan ’s nachts op jacht. Overdag rusten ze
meestal in groepen, hangend in schuilplaatsen.
Informatie 2 Het lichaam
Vleermuizen zijn de enige zoogdieren die echt kunnen vliegen. Hun vleugels
bestaan uit een zogenaamde vlieghuid die tussen de botten van de armen en
benen is gespannen (zie de afbeelding). In de vlieghuid bevinden zich onder
andere zenuwen en bloedvaten. De spieren die de vleugels laten bewegen
bevinden zich in de romp.
In de afbeelding hieronder is de ligging van enkele organen weergegeven in het
lichaam van een vleermuis.
Informatie 3 Vliegen
Omdat vliegen zeer veel energie kost, is er veel verbranding in de spieren
tijdens het vliegen. Het hart is ongeveer driemaal zo groot als het hart van een
even groot ander zoogdier. Het kan daardoor in korte tijd veel bloed
rondpompen door het lichaam. Het bloed bevat naar verhouding ook veel meer
rode bloedcellen dan dat van andere zoogdieren.
Tijdens het vliegen ontstaat er veel warmte door de verbranding in de
vliegspieren. De bloedvaten in de vlieghuid spelen een belangrijke rol bij het
afvoeren van deze warmte.
Informatie 4 Jagen
De vleermuizen die in Nederland leven, zijn insecteneters. Ze gaan meestal
’s nachts op jacht. In het donker maken ze gebruik van echol°Catie. Ze maken
daarbij zeer hoge geluiden die door voorwerpen en organismen in de omgeving
worden weerkaatst. De vleermuizen vangen de teruggekaatste geluiden op en
kunnen zo bepalen waar prooien zich bevinden. Ook verkennen ze op die
manier de omgeving, zodat ze nergens tegenaan vliegen.
De oren van een vleermuis zijn aangepast aan het gebruik van echol°Catie. Aan
de stijgbeugel, één van de gehoorbeentjes, zit een spiertje vast (zie de
afbeelding). Dit spiertje trekt zich tijdens het uitzenden van geluiden samen.
Daardoor wordt de stijgbeugel weggetrokken van het slakkenhuis. Zo worden de
oren minder gevoelig en worden de dieren niet door hun eigen geluid verdoofd.
Bij het jagen zijn de ogen van deze vleermuizen minder belangrijk. Het netvlies
bevat maar één type zintuigcellen. Daardoor kunnen ze wel verschil in
helderheid en vormen zien, maar geen kleuren.
Informatie 5 Winterslaap
Actieve vleermuizen hebben een lichaamstemperatuur tussen de 35 °C en
40 °C. Als het in het najaar kouder wordt, zouden ze meer voedsel nodig hebben
om die lichaamstemperatuur op peil te houden. Er zijn dan juist steeds minder
insecten te vinden. Om de ongunstige, koude winterperiode te kunnen
overleven, gaan de vleermuizen in Nederland in winterslaap van november tot
maart. Daarvoor zoeken ze een geschikte ruimte op zoals een grot, een zolder
of een kelder waarin ze in groepen dichtbij elkaar aan hun achterpoten gaan
hangen.
Een ruimte is geschikt als winterverblijf als het er vochtig is en de temperatuur
er tussen de 2 °C en 8 °C is. Tijdens de winterslaap verbruikt een vleermuis het
vet dat in zijn lichaam als reservevoedsel is opgeslagen.
In de afbeelding is te zien hoe de lichaamstemperatuur en het aantal hartslagen
veranderen tijdens de winterslaap. Ook de snelheid waarmee een vleermuis
ademhaalt, verandert dan.
Informatie 6 Voortplanting
Als twee vleermuizen gepaard hebben, kunnen de zaadcellen maandenlang
opgeslagen worden in de baarmoeder van het vrouwtje. In de wintermaanden
komen paringen maar zelden voor. De meeste vrouwtjes krijgen maar één jong
per jaar.
In de afbeelding wordt weergegeven wanneer enkele gebeurtenissen
plaatsvinden die te maken hebben met de voortplanting van vleermuizen in
Nederland.
Informatie 7 Rabiës
De laatvlieger is een vleermuis die in Nederland voorkomt. Ongeveer een vijfde
deel van deze dieren is besmet met het virus dat rabiës of hondsdolheid
veroorzaakt. Als zo’n besmette vleermuis iemand bijt, kan het virus
overgedragen worden.
Rabiës is een zeer ernstige, dodelijke ziekte. Daarom is het belangrijk om na
een beet van een laatvlieger meteen voor behandeling naar een dokter te gaan.
Zo’n behandeling bestaat uit het toedienen van een serum en een inenting met
een vaccin tegen rabiës.