“Maar hoe reageert de natuur op de installatie en de aanwezigheid van deze
kolossen?” (regels 4-6)
Het blijkt dat de windmolenparken niet op alle zeedieren dezelfde uitwerking
hebben.
→ Welk verschil in uitwerking op de kabeljauwen en roggen aan de ene kant en
bruinvissen en dolfijnen aan de andere kant, staat in de alinea’s 8 en 9?