Het goudbevattende gesteente wordt eerst vermalen tot een fijn poeder. Daarna wordt het
poeder vermengd met een zeer verdunde oplossing van kaliumcyanide. In contact met de
lucht wordt de ontstane suspensie flink geroerd. Onder deze omstandigheden ontstaan
goudionen, die zich binden aan de cyanide-ionen. Daarbij ontstaan Au(CN)2- ionen, die
oplossen. Op deze manier heeft men het goud uit het gesteente gehaald.
De Au(CN)2- ionen bestaan uit goudionen en cyanide-ionen.
Wat is de lading van het goudion in Au(CN)2-?