Background image

terug

Vraag 43

Sommige voedingsmiddelen worden in glazen potten verkocht. Vaak is aan het voedingsmiddel een aantal stoffen toegevoegd die er voor zorgen dat het voedingsmiddel minder snel bederft. Op het etiket moet aangegeven zijn wat de inhoud van de glazen pot is.
Op het etiket van een potje olijven staat:

Ingrediënten: olijven, water, zout, melkzuur (E270), E300 en E330.

Pieter haalt de olijven uit het potje. Er blijft dan 180 mL van een oplossing (oplossing A) achter. Met oplossing A doet Pieter een aantal proeven.

Pieter wil aantonen dat in oplossing A zout (NaCl) aanwezig is. Hij neemt een beetje van de oplossing en voegt zilvernitraatoplossing toe. Er ontstaat een neerslag.
Welke van de volgende vergelijkingen geeft de reactie tussen opgelost natriumchloride en een zilvernitraatoplossing juist weer?