Dolf wil de soortelijke warmte van zink figuur 14
bepalen.
Eerst hangt hij een blokje zink van 100 g in
kokend water. Het zink heeft nu een
temperatuur van 100 °C.
Dan brengt hij het blokje zink in een
bekerglas met 200 g water van 17 °C.
Zie figuur 14.
Na enige tijd is de temperatuur van het
water en het zink 20 °C geworden.
De soortelijke warmte van water is
4,2J/g·°C.
Verwaarloos bij de volgende berekening
warmte-uitwisseling met het glas en de
omgeving van het bekerglas.
Bereken de soortelijke warmte van zink.