Willem en Bas hebben een oriëntatielampje gekocht. Zie het figuur.
Het lampje zit dag en nacht in het stopcontact.
Als het donker wordt, gaat het lampje vanzelf aan. Als het licht wordt, gaat het lampje uit.
Het oriëntatielampje bestaat uit een schakeling van een lampje, een LDR en een gewone
weerstand. Een LDR is een lichtgevoelige weerstand; als er meer licht op valt, wordt de
weerstand kleiner.
In het figuur is een schakelschema getekend.
Willem zegt dat in het oriëntatielampje een schakeling zit zoals in het figuur getekend.
Bas zegt dat die schakeling niet goed kan zijn.
Leg uit wie van hen gelijk heeft.