Tijdens een practicumles heeft Thijs een staafmagneet en een stukje ijzer. Hij wil
onderzoeken op welke plaatsen het ijzer wordt aangetrokken door de magneet. Daarom
houdt hij het stukje ijzer achtereenvolgens op de plaatsen 1,2 en 3 bij de magneet. Zie
het figuur.
Op welk(e) plaats(en) wordt het ijzer aangetrokken door de magneet?