Op een klankkast zit een snaar gespannen. Zie figuur 9. Deze snaar kun je in trilling
brengen.
Het blokje 2 kan worden verschoven.
Blokje 2 wordt een stukje naar blokje 1 verschoven.
Wat gebeurt er hierdoor met de toonhoogte van de trillende snaar tussen 1 en 2?
Wat gebeurt er hierdoor met de toonhoogte van de trillende snaar tussen 2 en 3?
tussen 1 en 2 | tussen 2 en 3 | |
A | Niets, de toonhoogte blijft gelijk | Niets, de toonhoogte blijft gelijk |
B | De toonhoogte wordt lager | De toonhoogte wordt hoger |
C | De toonhoogte wordt hoger | De toonhoogte wordt lager |