Janny loopt het scheikundelokaal binnen
en ziet daar het toestel staan dat is
afgebeeld in de figuur.
Het toestel bevat onderin vloeistof, maar in
de ruimtes P en Q zit kennelijk een gas.
Janny ziet onmiddel1ijk dat de drukken in
P en Q niet gelijk zijn. Ook ziet ze dat die
drukken niet gelijk zijn aan de druk van de
buitenlucht.
Over de druk van het gas in het toestel
worden twee uitspraken gedaan.
Welke van deze uitspraken is of zijn juist?