Jan gaat langs zijn spoorbaan verlichting aanbrengen in een huisje en in een station. Hij
gebruikt één spanningsbron. Hij sluit in het huisje één lampje aan; het station krijgt twee
lampjes.
De drie lampjes zijn gelijk.
Jan wil de drie lampjes even veel licht laten geven. Ook wil hij de verlichting van het
huisje en van het station onafhankelijk van elkaar met twee schakelaars kunnen in- en
uitschakelen.
Teken de schakeling die Jan moet maken.