Background image

terug

Vraag 34

In Duitsland wordt in zwembaden gesprongen van grotere hoogten. In een zwembad in Frankfurt is een springtoren van 6 meter hoogte. Drie leerlingen discussiëren over de snelheid waarmee een springer dan het water raakt.

Aad zegt: ‘De snelheid waarmee de springer het water raakt bij een sprong van 6 meter is minder dan twee maal zo groot als bij een sprong van 3 meter.’

Bas zegt: ‘De snelheid waarmee de springer het water raakt bij een sprong van 6 meter is precies twee maal zo groot als bij een sprong van 3 meter.’

Cees zegt: ‘De snelheid waarmee de springer het water raakt bij een sprong van 6 meter is meer dan twee maal zo groot als bij een sprong van 3 meter.’

Wie heeft er gelijk?