In het midden van de 19e eeuw had de rijke burgerij het voor het zeggen in het stadsbestuur.
Geleidelijk aan begreep de rijke burgerij dat een goede huisvesting van het
arme deel van de bevolking in het belang van alle burgers was.
Welke oorzaak voor deze veranderde houding bij de rijke burgerij blijkt uit de bijlage?