Gebruik bron 9, te vinden als bijlage, bij deze vraag.
De tekenaar laat enkele dromen van Hitler zien.
→ Noem twee dromen die in de tekening te herkennen zijn. Geef ook het
onderdeel van de tekening aan waaruit dat blijkt.
Doe het zo:
Droom 1: … (noem een droom van Hitler).
Onderdeel: … (noem een onderdeel van de tekening).
(enz. voor de tweede droom)