Examentrainers

Geef van elk van de volgende beweringen aan of deze juist of onjuist is volgens alinea 2.

1. Hij gebruikte een strak schema om de tocht te volbrengen.
2. Hij genoot van de uitzichten tijdens zijn tocht.
3. Hij leefde voornamelijk op kant-en-klaar-voedsel.
4. Hij liep zelden in het donker.

Bij deze vraag worden één of meerdere bijlagen gebruikt.