Examentrainers

Geef van elk van de volgende beweringen aan of deze juist of onjuist is volgens de alinea's 4 en 5.

1. Paula vergelijkt Hiasl met een lastig kind dat haar aandacht nodig heeft.
2. Paula doet allerlei spelletjes met Hiasl.
3. Paula is wel eens bang voor Hiasl omdat hij zo sterk is.
4. Hiasl heeft een speciale manier van afscheid nemen van Paula.
5. Hiasl is enorm geboeid door tv-beelden van andere apen.
6. Paula wil zeker weten dat Hiasl uiteindelijk naar het buitenland zal gaan.

Bij deze vraag worden één of meerdere bijlagen gebruikt.