De export van Nederlandse goederen naar China was in 2005 nog geen 1% van het totaal. Volgens vele economen zal ook de Nederlandse export in de toekomst profiteren van de economische groei in China.
Hieronder staan drie verschijnselen:
stijging koopkracht in China
stijging nationaal inkomen in China
stijging van de vraag naar Nederlandse producten
In welke regel staan de verschijnselen in een zodanige volgorde dat een logische gedachtegang ontstaat?