Claudines moeder vindt het geen goed idee dat ze haar geld aan een vriendin
uitleent. Ze vindt dat ze het op een spaarrekening moet zetten.
Claudine vindt het wél een goed idee: “Ik denk dat het zowel voor mij als voor
mijn vriendin voordelig kan zijn om het geld tegen een bepaald rentepercentage
rechtstreeks aan haar uit te lenen.”
→ Geef voor beiden aan wat het voordeel kan zijn om het geld rechtstreeks
aan de vriendin uit te lenen in plaats van te gaan sparen bij een bank.
Doe het zo: