Alles overdenkende begint Kees te twijfelen. Doet hij er wel goed aan een winkel
te beginnen? Hij moet ook nog met de bank overleggen over de financiering van
zijn plan. De vriendin van Kees, Samira, zegt: “Ga eerst maar eens met je bank
praten. Die beoordeelt je ondernemingsplan. Misschien is de bank helemaal niet
bereid om geld aan jou uit te lenen voor je onderneming.”
→ Geef, op basis van het ondernemingsplan, een argument waarom de bank
niet bereid zal zijn de onderneming van Kees te financieren.