Mark en Neville hebben van hun leraar economie de opdracht gekregen een
stukje te schrijven voor de schoolkrant. Het moet gaan over inflatie. Neville vindt
het maar flauwekul: “Wie leest er nu een stuk over inflatie? Vet saai. Bovendien:
ik weet niks van inflatie. Weet je wat”, zegt hij tegen Mark, “ik schrijf de tekst
wel, dan moet jij de open plekken maar invullen.” Mark zegt: “Ha fijn, maar hoe
moet ik nu weten wat daar dan ingevuld moet worden?” |
Jullie gaan Mark helpen.
Doe dat als volgt:
Neem de cijfers uit het artikel over op je antwoordblad en schrijf het juiste woord
erachter. Kies één van de mogelijkheden tussen haakjes. Als er niets tussen
haakjes staat gegeven moet je zelf een woord verzinnen.
Uit de schoolkrant van 26-09-2008
Inflatie
Hallo. Wij zijn Neville en Mark. Wij moeten van onze leraar een stukje in deze
krant schrijven over inflatie.
De term inflatie heeft vaak een negatieve klank. Inflatie zou schadelijk zijn voor
de economie. Maar is dat wel zo? En wat houdt inflatie precies in?
Inflatie houdt niets anders in dan dat het geld minder waard wordt. Je ziet dat
door de inflatie de prijzen stijgen.
Het …(1)… (CBS; CPB; UWV/WERKBEDRIJF; NIBUD) berekent iedere maand
het inflatiecijfer. Het gebruikt hiervoor het CPI (consumenten prijsindexcijfer).
Dit cijfer wordt berekend door de prijzen van deze maand met de prijzen van
dezelfde maand een jaar eerder te vergelijken. In informatiebron 1 kun je zien uit
welke onderdelen het CPI wordt samengesteld. Je ziet dat de prijsstijging van
huisvesting, water en energie …(2)… (zwaarder; net zo zwaar; minder zwaar)
weegt dan/als de prijsstijging van kleding en schoeisel.
Inflatie kan een aantal oorzaken hebben: zo kunnen bedrijven hun gestegen
…(3)… (afzet; kosten; omzet; opbrengsten) doorberekenen in de winkelprijs.
Consumenten kunnen ook zoveel besteden dat bedrijven niet genoeg kunnen
produceren. Als van producten in een land …(4)… groter is dan …(5)… zullen
de prijzen gaan stijgen.
Wat ook de oorzaak is, een inflatie van 1 à 2% is zo gek nog niet.
Als consumenten weten dat over een tijdje de prijzen hoger zijn, zullen ze nu
meer …(6)… (besteden, sparen) en minder …(7)… (besteden, sparen).
Dat is meestal goed voor de werkgelegenheid.
Inflatie heeft ook gevolgen voor werknemers. Kijk maar eens naar het grafiekje
in informatiebron 2. Daar blijkt uit dat de reële lonen gaan …(8)… (stijgen;
dalen) met ongeveer …(9)…(0,5%; 5,5%).
Het tegenovergestelde van inflatie kan natuurlijk ook. Dit heet deflatie. Dat is
meestal erger voor de economie van een land dan inflatie. Maar we snappen
niet zo goed waarom. Nou, meer weten we niet te vertellen over inflatie.
Hartelijke groeten,
Mark en Neville