Zilversmidt besluit de les met een opdracht: “Schrijf een kort opstel waarin je
uitlegt waar het in de economie om gaat.”
Hieronder staat een gedeelte van het opstel van Harold.
Sommige zinnen moet
Harold nog afmaken.
→ Vul op de stippellijnen de ontbrekende woorden in.
Je moet kiezen uit de volgende begrippen:
de arbeid / de consumenten / de overheid / de producenten / geëxporteerd /
geïmporteerd / goederen en diensten / het binnenland / het buitenland
……(1)…… willen hun behoeften vervullen. Dat doen ze door …… (2)…… te
kopen. …… (3) …… zorgen voor de productie. Wat niet in eigen land
geproduceerd kan worden, of goedkoper (beter) in …… (4) …… gemaakt kan
worden, wordt ……(5) ……