Het gezin Ford reserveert voor de aanschaf van een nieuwe auto.Vanaf 1 januari 1994
stort het gezin iedere maand ƒ 250,- op een spaarrekening.Op 28 december 1997 gaat de
huidige auto kapot. De auto is niet meer te repareren. Het gezin besluit een tweedehands
auto te kopen voor ƒ 15.000,-. De kapotte auto brengt nog ƒ 500,- op.De totale rente op
de spaarrekening bedroeg tot 1 januari 1998 ƒ 300,-.
Welk bedrag kwam het gezin te kort voor de aanschaf van de tweedehands auto?