Kaas wordt gemaakt van melk. De melk wordt gestremd, daarbij wordt de melk vast.
Dit gebeurt met behulp van een enzym dat chymosine heet. Vroeger kon chymosine
alleen verkregen worden uit de magen van geslachte kalveren. Het is nu gelukt om het
gen, dat in een kalf de productie van chymosine regelt, in te bouwen in gistcellen.
Zulke gistcellen gaan dan chymosine produceren. Deze chymosine kan dan gebruikt
worden bij het maken van kaas.
Bij kalveren komt een gen voor, dat zorgt voor de productie van chymosine.
In welke cellen komt dit gen voor?