Als de urineblaas vol is gaan er impulsen via zenuwen naar het ruggenmerg. Via het
ruggenmerg gaan daarna impulsen naar een bepaald gebiedje in de grote hersenen. Vanuit
dit gebiedje gaan er impulsen naar het plascentrum in de hersenstam. Dat plascentrum
geeft impulsen af, die het plassen op gang brengen. Bij het plassen zijn twee soorten
spieren betrokken: de kringspier bij de uitgang van de blaas en de spieren in de
blaaswand, die de blaas leegdrukken.
In bovenstaande afbeelding is een gedeelte van het centrale zenuwstelsel van de mens weergegeven.
Het plascentrum ligt in de hersenstam.
Welk cijfer geeft het gedeelte van het centrale zenuwstelsel aan waarin het plascentrum
ligt?