Bij een brandnetelsoort uit Zuid-Europa komen naast planten met een gezaagde
bladrand ook planten met een gave bladrand voor. De vorm van de bladrand is bij deze
soort een erfelijke eigenschap, die ontstaat onder invloed van één genenpaar.
Iemand voert met deze brandnetelsoort twee kruisingen uit:
Kruising 1: gaafrandig blad × gezaagd blad
De F1 van deze kruising bestaat uit een groot aantal planten met allemaal een gezaagde
bladrand.
Is het gen voor een gaafrandige bladrand bij deze brandnetel dominant of recessief? Leg
je antwoord uit met een kruisingsschema. Vermeld in je schema de genotypen van de
ouderplanten en het genotype / de genotypen van de nakomelingen.