Soms wordt bij patiënten met een hartritmestoornis een zogenaamde defibrillator
ingebracht. Dit is een apparaatje dat door middel van elektrische prikkels een eind maakt
aan een verstoord hartritme. Het wordt tijdens een operatie meestal onder het sleutelbeen
geplaatst. Aan de defibrillator bevindt zich een elektrode die via een holle ader tot in de
punt van de rechterkamer wordt geschoven.
Op de uitwerkbijlage bij deze vraag staat een schematische afbeelding van het hart.
Teken met een lijn de weg waarlangs de elektrode het hart wordt ingeschoven tot in
de punt van de rechterkamer.