Ooievaars zijn mollenvangers bij uitstek. Maar dat heeft zijn
schaduwzijde. Een mol is eigenlijk als prooidier te groot voor een ooievaar. De klauwen
van een ingeslikte mol kunnen wonden in de slokdarm van een ooievaar veroorzaken.
Door verlaging van de waterstand is het aantal mollen in ons land flink toegenomen.
Daardoor eten de ooievaars meer mollen dan vroeger en gaan er meer ooievaars dood
door een beschadigde slokdarm. De mol is evenals de ooievaar een vleeseter.
In de tekst wordt een gedeelte van een voedselketen genoemd: ooievaar en mol.
Wordt de toename van het aantal mollen veroorzaakt door een verandering in een abiotische factor of door een verandering in een biotische factor? Licht je antwoord toe.