In de afbeelding zijn twee schematische
doorsneden van de lens van een oog van
Jan getekend.
Jan is op een feest. Hij kijkt naar Chantal.
Op dat moment heeft de ooglens van Jan de
vorm van tekening 1. Vervolgens kijkt hij
naar Marieke. De ooglens van Jan heeft dan
vorm 2.
Wie zit er dichter bij Jan: Chantal of Marieke? Of is dit niet te zeggen?