Background image

terug

Vraag 18



In de afbeelding zijn twee schematische doorsneden van de lens van een oog van Jan getekend. Jan is op een feest. Hij kijkt naar Chantal. Op dat moment heeft de ooglens van Jan de vorm van tekening 1. Vervolgens kijkt hij naar Marieke. De ooglens van Jan heeft dan vorm 2.

Wie zit er dichter bij Jan: Chantal of Marieke? Of is dit niet te zeggen?