Een mannetje van een bepaalde vogelsoort is in zijn territorium tijdens de
paartijd aan het zingen. Hij heeft nog geen vrouwtje.
In het gebied waarin het territorium ligt, bevinden zich nog vier andere vogels:
vogel P: een mannetje van dezelfde soort in zijn eigen territorium;
vogel Q: een mannetje van dezelfde soort dat geen eigen territorium heeft;
vogel R: een vrouwtje van dezelfde soort zonder mannetje;
vogel S: een mannetje van een andere soort die ook in de paartijd zingt.
In de afbeelding wordt weergegeven waar de verschillende vogels zich bevinden
in het gebied.
Hieronder staan vier verschillende gedragingen. Combineer het juiste gedrag met de juiste vogel.