Meneer Brouwer bespreekt in de klas de tabel, waarin twee Zuid-Amerikaanse landen met elkaar vergeleken worden. Hij zegt: “Als je een atlaskaart bekijkt die gaat over de levensverwachting bij de geboorte, dan blijken er grote verschillen te bestaan tussen de verschillende Zuid-Amerikaanse landen.”
Aan de leerlingen stelt hij de volgende vraag: “In welk land: Argentinië of Bolivia zal de levensverwachting hoger zijn?”
Otto zegt: “Argentinië” en Gon zegt: “Bolivia.”
Meneer Brouwer zegt: “Otto heeft gelijk.”
Geef met behulp van de tabel twee argumenten die Otto kan gebruiken bij het beantwoorden van de vraag van meneer Brouwer.