Wijn wordt gemaakt door vergisting van druivensap. Dat gebeurt in vaten. Om de vergisting
goed te laten verlopen, moeten de vaten waarin dat gebeurt, eerst ontsmet worden.
Vroeger deed men dat door een paar stukken brandende zwavel in de vaten te gooien. Het
zwaveldioxide dat ontstond, drong in elk hoekje van het vat door. Zo werd het hele vat ontsmet.
Leg uit waarom zwaveldioxide zo goed in elk hoekje kan komen.